Door onze columnist Wilma Korel - Om een lichtplan voor een bepaalde ruimte te maken is het belangrijk om goed na te denken over de functie van de ruimte.
Waar wordt de ruimte voor gebruikt? Voor slapen, koken, relaxen, werken, douchen of badderen, televisie kijken, of lezen? Welke sfeer moet de ruimte uitstralen? Wie gaat van deze ruimte gebruik maken? Waar wil je wat doen? Welk licht heb je daarbij nodig?
Bedenk dat iemand van 65 jaar ruim 3,5 keer zoveel licht nodig heeft als iemand van 25 jaar. De lichthoeveelheid moet dus kunnen worden aangepast (dimmer) aan verschillende leeftijden in een gezin.
Een goed lichtplan bestaat uit contrasten. Contrastwerking is te vergelijken met een zonnige dag met verlichte- en schaduwplekken. Een goed lichtplan speelt zich ook af op verschillende hoogtes in het interieur. Met het uitlichten van interieurdetails worden accenten gemaakt en geven het interieur sfeer en karakter.
Wat is het beste moment om een lichtplan te maken?
Als je gaat verhuizen, verbouwen of opnieuw gaat inrichten is het handig om eerst een plattegrondtekening te maken met een meubelopstelling, en na te denken wat je waar wilt doen. Zo is goed te zien waar je licht nodig hebt. Als alles op de tekening is aangegeven zie je waar stopcontacten moeten zijn, en waar ze nog moeten komen. Tijdens de verbouwing kun je de elektricien een goed doordacht schema voorleggen, en zoveel mogelijk snoeren en draden laten wegwerken of camoufleren. Niets is lelijker dan overal snoeren te zien hangen.
Een verlichtingsplan wordt eenvoudiger als we de verlichting verdelen in drie groepen: ?
1. Accentverlichting.
Dit licht maakt het mogelijk een krant te lezen, een puzzel te maken of iets degelijks. Hier heb je rechtstreeks (direct) licht op je werk. Ideaal licht voor een werkplek, maar ook om je mooiste punten in je interieur als bijvoorbeeld een schilderij of kunstwerk mee uit te lichten door ze in het spotlicht te plaatsen.
2. Basis- of Sfeerverlichting.
Een subtiele verlichting die je interieur nog nodig heeft om de juist sfeer te creëren. De lichtbron zie je niet als zodanig. Wanden, vloeren, vlakken en plafonds worden als reflecterende oppervlakken gebruikt (indirect). Een gematigde, gezellige verlichting die ervoor zorgt dat de ruimte redelijk verlicht is.
3. Diffuus licht.
Egaal, saai, gelijkmatig licht zonder harde schaduwen. Bij diffuus licht is het niet, of slechts moeilijk, te bepalen uit welke richting het licht komt. Diffuus licht wordt naar alle kanten verspreid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan TL-lampen en plafondarmaturen (zoals het bolletje in een toilet). In een woonruimte moet je diffuus licht altijd gebruiken in combinatie met direct en indirect licht. Anders krijgt het een saaie fabriekssfeer.
- Op welke plekken in huis heb je welk soort lampen nodig?
Voor iedere ruimte in huis geldt dat je er direct en indirect licht nodig hebt. Door een armatuur verschillend aan te brengen ontstaat er directe of indirecte verlichting. Het effect hangt af van de vorm en de plaats van het armatuur.
Direct licht: Een hangend armatuur. Een verplaatsbare staande vloerlamp. Armatuur verzonken of weggewerkt in het plafond of muur. Lichtspots onder de bovenste keukenkastjes. Indirect licht: Koofverlichting. Uplighter. Downlighter. Wandarmatuur. Diffuus licht: Make-up spiegel. Armatuur boven een werkbank.
Hoe groot of hoe sterk een lichtbundel moet zijn is een kwestie van uittesten (functie), een kwestie van leeftijd (zicht) en een kwestie van persoonlijke smaak (kleur licht). Daarnaast is het aanwezige kleurgebruik in een ruimte ook van belang. Licht kleurgebruik in het interieur reflecteert licht, donkere kleuren absorberen licht. In een ruimte waar donkere kleuren gebruikt worden, is daarom meer (kunst)licht nodig. Glanzende oppervlakken reflecteren het licht beter. Felle kleuren worden dan nog feller en wit wordt nog witter. Rode en roze tinten lijken in kunstlicht dieper, blauw en groene tinten daarentegen kunnen vervagen. Houd daarmee rekening voor ruimtes die voornamelijk in de avond gebruikt worden.