De oude Romeinen kenden maar drie seizoenen: lente, zomer en winter. De herfst was een soort nazomer met veel feesten: de jaarlijkse periode van overvloed, want het graan werd geoogst, planten gaven rijkelijk vruchten.
Later in het seizoen werd er gejaagd en getrouwd als het verwerken en conserveren was gebeurd. Tegenwoordig leeft een steeds groter deel van ons mensen in steden, waar het hele jaar door alles kan en is. Bijna zonder seizoensverschillen. Maar in de eigen tuin mogen frisse buitenlucht, warme zon en wind, storm en regen, rijp en sneeuw hun eindeloze, altijd verrassende oerspel gelukkig nog met ons spelen.
In de tuin is nog natuurlijke rust en beweging. Daar kunnen we nog genieten van prachtige planten, herfstkleuren en -geuren, het weer, vogels, andere dieren en elkaar. Een tuin verrijkt ons denken en doen. Ook in de herfst. Wie een tuin koestert is een gelukkig mens.