In een tuin zijn we nooit alleen. We hebben niet alleen de planten om ons heen. Er zijn ook altijd legio dieren. Voor heel veel dieren is de winter een moeilijke tijd om te overleven. Sommige kunnen we een beetje helpen. U doet al heel veel voor het kleinste grut als u de tuin niet te netjes ‘winterklaar’ maakt. Laat wat afsterft maar lekker liggen. Daarin verschuilt zich van alles. Dat kan ook in een ‘insectenhotel’, een verzameling van verschillende stukken plantenstengels waar insecten in kunnen kruipen.
Laat voor de egels ergens een fijne stapel takken en blad liggen. Dat schijnt erg prettig te zijn om onder te ‘winterslapen’. Voer de vissen niet meer als de watertemperatuur onder 12 °C zakt. Hun spijsvertering kan geen voer meer aan. Vissen zijn immers koudbloedige dieren. En dan zijn er de vogels natuurlijk. Sommige zullen opnieuw gebruik gaan maken van de nestkastjes die nog hangen. Het zijn prima schuil- en slaapplekken. En verder hebben ze voortdurend brandstof (eten) nodig. Daar kunnen we ze mee helpen.
Een vogel moet zich veilig voelen op de voerplek. En dat betekent: voldoende zicht rondom om eventuele vijanden tijdig te zien aankomen en liefst vluchtstruiken om in te duiken niet al te ver weg. Denk ook aan uzelf: zorg dat de voerplek vanuit huis zichtbaar is, dan geniet u des te meer van al het gedoe daar.