Sommige vogels moeten voldoende reserves opdoen voor een lange, gevaarvolle tocht naar het zuiden, andere willen zo sterk mogelijk de winter hier ingaan. U kunt ze daarbij helpen. Om zoveel mogelijk vogels in uw tuin te krijgen, moet u er planten laten groeien waarop ze graag foerageren. Waar ze in kunnen schuilen, eventueel insecten vinden, er een uitkijkpost in hebben.
Kies voor besdragende bomen en heesters met rode of donkere (blauwe, zwarte, bruine) vruchten en zaden. Die zien ze beter dan lichtgekleurde. Echte vogelmagneten zijn o.a. bruidssluier/wildeman (Fallopia), zuurbes (Berberis), dwergmispel (Cotoneaster), vuurdoorn (Pyracantha), bottelrozen (Rosa), lijster- en meelbessen (Sorbus), sneeuwbes (Symphoricarpos), sneeuwballen (Viburnum), klimop (Hedera), kardinaalshoed (Euonymus), kleinbloemige clematis (C. montana), hulst (Ilex), hazelaar (Corylus), vlier (Sambucus), kornoelje (Cornus), sleedoorn (Prunus spinosa).
Veel van deze soorten hebben prachtig gekleurd herfstblad. Ook veel zaaddozen van uitgebloeide vaste planten vormen een rijke voedselbron. Zorg ook dat er drink- en badwater voor de vogels is. Dan komen de roodborstjes, boomklevers, merels, heggenmussen (en nog veel meer soorten) vanzelf.